Kandidatuur Stadsdeelcommissie Amsterdam Centrum West
in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen dd 21 maart 2017
Voor mij is er een duidelijk verband tussen het werk dat ik doe en mijn kandidatuur voor de Stadsdeelcommissie van Amsterdam Centrum West.
Want het gaat het mij hoe het reilt en zeilt in deze stad, om wat er leeft en speelt, hoe er met de dingen wordt omgegaan en wat bij dit alles de rol en betekenis is van de overheid, maar ook al de partijen die in deze stad een vinger in deze pap hebben.
Het gaat mij om de dynamiek die dit alles heeft, het gevoel dat er uit spreekt.
Dat heeft een grote invloed op de persoonlijke levenssfeer van de bewoner, maar net zo goed al de bezoekers en zij die hier komen om te werken.
De impact van die dynamiek is in de afgelopen jaren fors toegenomen door de sterk toegenomen drukte in deze stad. Dat zal zich in de komende jaren alleen nog maar verder zal uitdijen. Je kunt daar, zeker in de binnenstad waar ik zelf ook woon, niet meer omheen.
Daarnaast is er wat ik heb ervaren in de afgelopen jaren dat ik betrokken ben geweest bij een overleg tussen de Universiteit van Amsterdam, de gemeente en wij, de bewoners van het Binnengasthuisterrein in de oude binnenstad. De UvA wil daar namelijk graag haar bibliotheek vestigen, maar daarbij ook het binnen terrein tot haar eigen campus maken. Zo wordt het ook genoemd: de Binnenstadscampus.
Wij hebben ons (stinkende) best gedaan dat er voor de invulling van dit terrein gekozen zou worden voor wat hier het beste past, voor wat het meest in overeenstemming is met wat het gebied en de gebouwen te bieden hebben en wat de mogelijkheden ervan zijn. Dat is zo hard nodig juist vanwege die steeds verder toenemende drukte in deze stad en het historische en rustieke karakter van dit gebied.
Het was zuur te moeten constateren dat niet alleen dit uitgangspunt, maar ook de belangen van ons bewoners ondergeschikt bleken te zijn aan de belangen van de universiteit en dat de gemeente hen daarin ondersteunt.
Maar ook zuur was het te moeten ervaren dat er uiteindelijk niet over te praten viel. We mochten dan wel aanschuiven om mee te praten, we mochten ons zegje te doen, we mochten vragen stellen op informatieavonden en we mochten ook inspreken op raadsvergaderingen van het stadsdeel. Ook hebben wij gebruik gemaakt van ons recht bezwaar aan te tekenen. Wat wij daarbij hebben gewonnen is dat de UvA hier niet monumenten mocht slopen en er een grote betonkolos mocht neerzetten. Wel kreeg zij toestemming het pand rigoureus om te bouwen en de binnentuin te overkoepelen: deze procedures zijn helaas niet gericht op wat bouwplannen met de omgeving doen. Dat is waar de gemeente over dient te waken. Zij echter ondersteunen de plannen.
Uiteindelijk echter werd alles wat wij aan hebben gedragen hooguit “meegenomen en meegewogen”. Tot een werkelijk gesprek is het nooit gekomen. De gemeente wikte en schikte en bepaalde zelf wel wat wel en niet van belang was. Het bleek uit te monden in een kille afweging van belangen en het belang van bewoners bleek daarbij te weinig gewicht in de schaal te leggen.
Dat terwijl die drukte almaar toeneemt en het woon- en leefklimaat in de binnenstad meer en meer onder druk komt te staan. Dat terwijl die drukte en die enorme aantrekkingskracht die deze stad heeft gekregen, de aandacht heeft getrokken van investeerders en speculanten en de huizen lucratieve handelswaar zijn geworden.
Zo is er een dynamiek ontstaan waarbij de belangen van de bewoners overschaduwd worden door die van de grote partijen en de macht van het grote geld.
Zo heeft de dynamiek van deze stad een rouwrand gekregen, omdat de bewoner geen stem in dit kapittel blijken te hebben.
De nieuwe structuur van de stadsdelen van Amsterdam kan daar wellicht verandering in brengen en de stad weer terug brengen bij de mensen die er wonen en werken. In de nieuw te verkiezen Stadsdeelcommissies kunnen nu bewoners verkozen worden en zijn het niet enkel meer de politieke partijen die de dienst uitmaken.
Dat is waar ik mij kandidaat voor heb gesteld en waarvoor ik gekozen hoop te worden.
Zodat het belang van de bewoner weer een centrale rol kan spelen en er weer gesprek op gang komt tussen degenen die besturen en degenen die er wonen, leven en werken.